![]() |
Wat is creatieve therapie tuin | ![]() |
Beroepsprofiel | ![]() |
Ritme in Tuintherapie | ![]() |
||||||
![]() |
Voor wie is creatieve therapie tuin | ![]() |
Publicaties en artikelen | ![]() |
Links en Boekenlijst | ![]() |
Home |
Andere artikelen: Tuinonderhoud met therapeutisch effect | De magie van het vormgevingsproces
Door: Nicole MiedemaKinderen hebben een eigen manier van leren, ervaren en verwerken. Ze geven op een unieke manier vorm aan moeilijke gevoelens en dilemma’s. Tuintherapie is een nieuwe, bijzondere mogelijkheid om groei te krijgen in het leven van beschadigde kinderen.Kinderen leren door te spelen en krijgen zo grip op de wereld om hen heen. Door kiekeboespelletjes hebben we geleerd dat mama niet echt weg is als ze verdwijnt achter een theedoek. Door spelletjes met als thema vader en moeder, brandweerman, conducteur krijgen we grip op onze omgeving, ouders en volwassenen. In het spel kunnen kinderen moeilijke en angstige gevoelens ervaren en uitspelen die ze nog niet in hun hoofd kunnen bevatten. Buiten bezig zijn en werken in de tuin vormen een ‘speeltuin’waar kinderen op spelende wijze ervaringen kunnen opdoen. Tuinieren is werken met uniek materiaal dat leeft: het ontkiemt, groeit, draagt vrucht, verdort, sterft af, loopt opnieuw uit, enzovoort. Op planten kun je gevoelens projecteren. Je kunt van planten houden, ze verzorgen of ze juist pesten. De verschillende seizoenen bieden een breed activiteitenaanbod. Kinderen met ontwikkelingsproblemen worden door hun handicap geremd in hun groei.
In tuintherapie kan groei weer in beweging worden gebracht, net als bij planten
die kunnen groeien onder juiste omstandigheden: een goede temperatuur en voldoende
meststoffen en water.
Tuintherapie maakt gebruik van dezelfde middelen en voorwaarden voor hulpverlening als Landbouw en Zorg, maar richt zich op individuele therapeutische behandeling. GroeiIn welke groei zijn deze kinderen geremd? Normale dingen, zoals besef van en ordening in tijd, zijn voor hen moeilijk te bevatten. Ze willen van alles, maar worden beperkt door slecht ontwikkelde functies, zoals motorische achterstand, gebrek aan draagkracht en interne controle. Vaak ontstaat daardoor faalangst en gaan ze moeilijke situaties uit de weg. De manier waarop ze dit doen is meestal niet adequaat, bijvoorbeeld door gedragsproblemen, zelfoverschatting, rigide gedrag, enzovoort. Tuintherapie wordt hier ingezet voor behandeling om ontwikkelings- en veranderingsprocessen op gang te brengen. Er wordt meestal gekozen voor een individuele therapie, omdat juist in de confrontatie met leeftijdgenoten stress en probleemgedrag ontstaan. In een besloten situatie is het veiliger om moeilijke confrontaties aan te gaan, te spelen, te leren en te experimenteren op een niveau dat past bij de potentiële mogelijkheden. En hoe wordt groei in tuintherapie weer in beweging gebracht? Er kan gebruik
worden gemaakt van verschillende methodieken. De visie van de instelling op behandeling
en doelgroep is vaak bepalend voor welke methodiek gekozen wordt. In de casus
wordt gebruikgemaakt van de ego-steunende behandelingsstrategie. Jonge kinderen
of kinderen met weinig draagkracht hebben bescherming nodig tegen te grote spanningen.
In een ego-steunende therapie kunnen gedoseerd eigen verwerkingsprocessen plaatsvinden.
De therapeut heeft een steunende rol die spanning, impulsen, frustraties en angst
reduceert en opvangt. Hij is een soort ‘opvangcontainer’voor dingen die het kind
zelf niet kan bevatten. De therapeut benoemt moeilijke gevoelens en emoties, geeft
ze een duidelijke plaats en helpt op deze manier overzicht te krijgen. Hij zoekt
aansluiting bij de punten waar groei mogelijk is. In de volgende casus wordt beschreven
hoe dit er in de praktijk uitziet.
CasusPaul is een jongen van tien jaar. Hij wordt omschreven als een impulsief, hyperactief kind dat snel is afgeleid. Veel is terug te voeren op de vroege verwaarlozing en onveiligheid, waardoor het hem ontbreekt aan innerlijke structuur en er sprake is van een onveilige hechting. Paul heeft de veiligheid van volwassenen om hem heen nodig, maar zoekt daarin nog naar een vroegsymbiotische relatie. Het is een kind met een lage gemiddelde intelligentie, een sterke eigen wil en een neiging om conflicten uit te lokken en oppositioneel gedrag te vertonen. Zijn stemming is angstig. De gezinshuisouders beschrijven Paul als een ongeremd en hyperactief kind. Hij heeft moeite om zichzelf onder controle te houden en situaties lijken hem te overkomen. Paul heeft moeite met het delen van de aandacht in het gezinshuis en wil exclusieve aandacht. Hij wordt ervaren als een jongen die mensen onbedoeld leegzuigt. Overdag en ’s nachts heeft Paul soms last van angstige fantasieën die hem overspoelen en die te maken hebben met de dood: het ophouden van bestaan. Hij heeft veel behoefte aan structuur en voorspelbaarheid in het gezinshuis, anders ontstaan er gedragsproblemen. Uit schoolinformatie blijkt dat Paul de voortdurende nabijheid van een volwassene nodig heeft om niet in chaos te vervallen. Vooral in vrije situaties maakt hij een ongeremde indruk. Paul is agressief in zowel woord als gerag en kan zich moeilijk handhaven op school. Lange tijd vertoonde hij weinig ontwikkeling of verandering in zijn gedrag. De ontwikkelingsproblemen van Paul op school en in de gezinsgroep baarden zorgen en er werd een observatie gestart in tuintherapie. ObservatieNa een observatieperiode van vier bijeenkomsten blijkt dat Paul bij het tuinieren opeen kinderlijke en impulsieve manier te werk gaat. Hij verkent de wereld om hem heen zoals een kleuter dat doet: met zijn handen, neus en oren. Hij stopt dingen in zijn mond en met zijn handen pakt hij van alles vast. Hierover lijkt hij geen interne controle te hebben en hij vervalt snel in chaos. Het selecteren en onderscheid maken in het werken is moeilijk voor hem. Activiteiten die nieuw zijn, wijst hij meestal af:”Ik wil dat niet!”. Op zo’n moment is Paul star en koppig. De achtergrond van het rigide gedrag lijkt angst. Kan ik dit wel? En hoe moet dat dan? Dit lukt toch nooit? Als de therapeut even wegloopt en Paul alleen achter dreigt te blijven, loopt hij altijd mee. Tijdens onweer durft Paul niet alleen naar huis te gaan en bepaalde objecten en handelingen fascineren hem, maar maken hem ook angstig. Paul stelt vragen als:”Als ik in de regenton ga staan, kan ik er dan weer uit? Als ik in cement ga staan, kom ik dan weer los?’. Paul heeft affiniteit met tuinieren. Doordat hij beïnvloedbaar is in de omgang met de activiteit en interactie met de therapeut wordt ontwikkeling mogelijk. Paul kan zich ontwikkelen in omstandigheden waarin een beperkt aantal materialen aangeboden wordt. Daarnaast moet er sprake zijn van een zekere voorspelbaarheid en moeten prikkels uit de omgeving gereduceerd worden. Paul kan in die situatie zijn rigide gedrag loslaten. Er komt een jongen naar voren die nieuwsgierig is en de wereld op een spelende manier wil verkennen. Dit leidt tot nieuwe doelstellingen. In overleg met de orthopedagoog wordt besloten om te starten met therapie. BewegingsdoelDe algemene doelstelling kunnen we als volgt omschrijven: Paul meer controle geven over zichzelf door de wereld overzichtelijk te maken. En de scheidingsangst verminderen door vanuit symbiose te werken naar autonomiebeleving. De subdoelen in tuintherapie zijn:
De volgorde van de subdoelen geeft ongeveer weer welke stapper er worden gemaakt in het therapeutisch proces. De casus betreft dertien bijeenkomsten gedurende een paar maanden, waarvan er acht beschreven worden. Omdat uit de achtergrondinformatie blijkt dat ervaringen moeilijk zijn te consolideren, wordt besloten de frequentie van therapie te verhogen naar twee keer per week. In de casus worden de belangrijkste gebeurtenissen in de therapie beschreven en welke middelen er worden gebruikt om groei in beweging te brengen. StappenplanTijdens de observatie blijkt dat Paul bij binnenkomst door allerlei materialen wordt aangetrokken en moeilijk kan selecteren. De hamer en de bijl fascineren hem het meest. Er wordt gewerkt op een vaste plaats, met voorspelbare handelingen en een vaste volgorde. Eerst worden alle materialen gepakt, hout gehakt en vuur gemaakt. De laatste tien minuten wordt er thee gedronken en opgeruimd. De eerste keer is het even wennen voor Paul, maar daarna weet hij precies wat hij moet doen. Er wordt eerst een vuurplaats gemaakt en de therapeut draagt dakpannen aan om in stukken te slaan. De scherven worden gebruikt als bodemlaag. Paul begint fanatiek hout te hakken en maakt de houtjes zo klein mogelijk. Er liggen verschillende soorten hout die allemaal een andere hardheid hebben. Paul probeert ze allemaal en vertelt mij welk hout makkelijk splijt en welke soort niet. Activiteiten die te maken hebben met lichamelijk bezig zijn trekken hem aan en hij heeft voorkeuren voor bepaalde materialen. Deze informatie gebruikt de therapeut om een passende activiteit aan te bieden, namelijk vuur maken. Vuur maken is een activiteit die een vaste plaats heeft. Paul heeft een vuurplaats gemaakt in ‘zijn’ tuintje, waardoor het een duidelijk afgebakend stuk grond is om op te werken. Bij het maken van vuur wordt gebruikgemaakt van een beperkt aantal materialen, te weten een bijl, hout, aanmaakblokjes en lucifers. Daarbij focust Paul haast automatisch op het vuur, waardoor prikkels uit de omgeving zo veel mogelijk worden buitengesloten. Door het aandragen van materialen met verschillende hardheid kan Paul op een gestructureerde en functionele wijze zijn kracht voelen. Hij moet daarbij zijn hele lichaam gebruiken. Door vaste handelingen krijgt de activiteit een voorspelbaar karakter en kan Paul continuïteit gaan ervaren. De therapeut maakt een stappenplan en gebruikt indien nodig visuele voorbeelden voor overzicht. De keren daarna worden er bij het vuur verschillende activiteiten uitgevoerd waarbij de zintuigen worden aangesproken. Ze doen spelletjes met lichaamskracht, visueel waarnemen, geuren, onderscheid in smaak en geluiden. Hieronder volgt de beschrijving van deze bijeenkomsten. Bewust belevenTijdens een bijeenkomst liggen dikke en dunne takken klaar die Paul in stukken kan knippen voor het vuur. De therapeut vraagt aan Paul:”Ben jij eigenlijk links of rechts?”. Paul weet het niet zo goed en gaat het proberen. Hij ontdekt rechts te zijn. “Nu jij”, roept hij. We proberen hoe lang je met rechts en links kunt knippen. Hij fantaseert:”Als ik nou heel lang met links leer knippen, kan ik op school met links schrijven en met rechts iets anders doen!”. De therapeut vraagt ook aan Paul welk been hij altijd eerst voorzet en we doen evenwichtsspelletjes als we bij het vuur zitten. Paul wordt gefascineerd door de grillige verschijningsvormen van het vuur. Aan de andere kant is het ook beangstigend, want vuur is gevaarlijk. Hij houdt zich goed aan de veiligheidsvoorschriften die in het begin afgesproken zijn. Er liggen verschillende materialen klaar die visuele effecten geven in het vuur, zoals melkpoeder. Er ontstaan vlammen, spetters en vuur blijkt ook te kunnen vliegen. Als de vlammen zijn gedoofd gaat Paul kijken of het vuur uit is, Hij draait de houtblokken om en bekijkt de gloeiende kooltjes op het hout. Het sneeuwt en Paul probeert het vuur te doven met sneeuw. Ook met water en zand probeert hij verschillende manieren uit om het vuur te doven. Paul is, rondom het maken van vuur, bewust met zijn hele lichaam bezig geweest. Hij heeft geluisterd naar geluiden, verschillende verschijningsvormen van vuur waargenomen, geuren geroken, kruiden en verschillende substanties geproefd, zoals brood, gepofte aardappel en ui. Tevens heeft hij tijdens het houthakken en snoeien zijn spierkracht ervaren. Via interventies van de therapeut wordt het een bewuste beleving. Bijvoorbeeld een spel, waarbij geblinddoekt geuren en geluiden worden waargenomen en de therapeut concrete vragen stelt over de waarneming. Door met lichaamsbeleving bezig te zijn kan er een besef van ik ontstaan. Dit zijn mijn handen, benen, oren en neus, zoals in het kinderliedje ‘Hoofd, schouder, knie en teen, knie en teen, ogen, oren, puntje van de neus’. Na een paar keer blijkt uit zijn reacties dat Paul meer gevoeligheid ontwikkelt voor zintuiglijke ervaringen en zich bewust wordt van zijn lichaam. Hij zegt bijvoorbeeld tegen de therapeut: “Vind jij ook dat mijn handen naar paarden ruiken?”. Paul gaat letten op lichaamshoudingen en laat zien hoe je doet als het koud is. Hij gaat in elkaar gedoken staan en wrijft in zijn handen. Tijdens therapie constateert hij bij het rechts- en linkshandig houthakken dat er verschil is in de stand van de arm. Er wordt voor hem een logisch verband zichtbaar, want bij rechts is er genoeg kracht om de arm recht te houden en bij links hangt hij krom. Dit lijkt voor een volwassene logisch, maar voor Paul is het haast een wetenschappelijke ontdekking. ZitkuilIedere keer kijkt Paul bij binnenkomst eerst in de regenton. Soms is de regenton leeg en als het hard regent helemaal vol. Tijdens vriezen wordt het ijs en probeert hij door het stuk te hakken de dikte van het ijs te meten. Paul vindt dit zo fascinerend dat hij bij binnenkomst al vraagt aan de therapeut:”Zit de ton vol?”en “Hoe dik is het ijs nu?”. Paul vroeg zich tijdens de observatie al af hoe diep de ton nou eigenlijk was en of hij erin kon staan. Deze keer halen we al het water eruit en de therapeut zet Paul in de regenton. Paul staat in de ton en beseft dat hij erin past. Hij maakt zich klein en duikt zo helemaal weg in de ton. “Zo zie je me niet meer, hè?”. De therapeut haalt Paul weer uit de ton. De weersomstandigheden zijn iedere keer verschillend en bieden nieuwe ervaringen. De regenton lijkt Paul te fascineren, maar het is ook eng. Als je erin kijkt is het een diepe, zwarte poel. Door de ton leeg te halen en erin te gaan staan, ervaart Paul fysiek wat ‘erin’ zit en dat je eruit kunt. Paul is bezig met het thema ‘omhuld worden’ en de vraag of je er dan weer uit kunt. De therapeut werkt dit uit in een activiteit waarin dit fysiek ervaren kan worden, namelijk het graven van een zitkuil. De eerste bijeenkomsten wordt intensief gewerkt en ontstaat een diepe kuil in de grond. Paul maakt in de kuil een vuur en gaat dicht tegen de therapeut aanzitten. De volgende keer wil de therapeut meer gaan afgrenzen en stelt voor twee aparte zitplaatsen te maken in de zijwand. Hij doet gerichte interventies op de autonomie, oftewel de ‘ik’ beleving: “Wat voor zitplaats ga jij maken?”. De verschillen worden geconstateerd en de therapeut blijkt niet te passen in zijn zitplaats. Paul bedenkt dat er een bord moet komen bij de zitkuil. Er moet op komen te staan:”Verboden toegang, als je 1 stap zet, ben je de pineut!”. Of het nou regent of de zon schijnt, er wordt gewerkt. Als de zon schijnt ligt Paul soms even uit te rusten in de kuil en bij regen gaan we beschut door lange regenjassen in de zitplaatsen zitten. Belangrijk aan deze activiteit is de intensiteit van het lichamelijke beleven, zoals het graven, het liggen in de zon, of het werken in de regen. In dit geval is het niet met beide benen op, maar met beide benen in de grond staan. Daarnaast wordt er concreet vormgegeven aan het beleven van afgrenzingen. Als eerste een afgrenzing tussen de therapeut en Paul door twee aparte zitplaatsen te maken en de verschillen te benadrukken. Daarna komt Paul zelf met het idee om een bord te plaatsen, waaruit blijkt dat er ook een afgrenzing gemaakt wordt met de buitenwereld. Hoe is in tuintherapie de groei van Paul in beweging gebracht? Door onder andere gebruik te maken van eigenschappen van materialen (gereedschappen, tuinmaterialen en de therapieruimte met verschillende functies) en activiteiten.De rol van de therapeut heeft in een ego-steunende therapie een belangrijk aandeel. De activiteiten worden zorgvuldig aangeboden en voorbereid, terwijl in andere therapieën gekozen kan worden voor een minder bepalende rol van de therapeut. De interventies in een ego-steunende therapie zijn doelgericht, zodat ze de aandacht focussen op een bepaalde richting. De therapeut is degene die voor Paul selecteert, structureert en ervaringen doseert. Het wordt voor Paul daardoor mogelijk binnen dit kader nieuwe ervaringen op te doen en zich te ontwikkelen. ResultaatEr werd gebruikgemaakt van activiteiten waarin de zintuigen werden aangesproken. Lichaamsbeleving is de eerste stap naar het kunnen ervaren van afgrenzing. De tweede stap is het afgrenzen concreet maken, waardoor het voor Paul mogelijk werd dit te ervaren. Een gezamenlijke zitkuil met aparte zitplaatsen graven zou als een beeld gezien kunnen worden voor samen zijn en toch apart. Door een bord te plaatsen wordt actief een grens aangegeven tussen ik en de buitenwereld. De ontwikkeling van Paul in deze therapie is, kort samengevat, het bewust worden van een ik en het ervaren van afgrenzing met de omgeving.
|